Poehee. Hoe meer we bezig zijn met inclusiviteit, hoe ongemakkelijker het soms wordt. Neem je een vrouw aan op een managementfunctie, denkt zij misschien: ‘Ben ik het vooral geworden omdat ik vrouw ben?’ En de man die het niet werd op zijn beurt: ‘Was ik het wel geworden als er geen vrouw was?’ Of we presenteren net even te enthousiast die nieuwe vrouwelijke collega, terwijl de man die we daarnaast aannamen óók heel goed is.
We zijn niet de enige die hiermee worstelen. Bij NL Digital zit ik aan tafel met HR–directeuren van andere techbedrijven. Ze hebben óf mooie plannen die lastig van de grond komen, óf ze brengen de plannen wel in praktijk, maar dat levert weer lastige reacties op. Als ze een hogere bonus uitkeren voor het aanbrengen van een vrouwelijke sollicitant dan voor een mannelijke bijvoorbeeld.
Voor je het weet, ontstaat er over inclusiviteit een meningencircus, waarin mensen zich tot achter de komma overal tegenaan bemoeien. Omdat ze vinden dat kwaliteit boven diversiteit zou moeten gaan, of juist niet. Omdat ook de mensen die ondervertegenwoordigd zijn beter van zich moeten laten horen, of juist niet. Omdat het nu toch prima gaat, of juist niet.
Ik denk dat het een fase is, en het is niet de leukste. Tóch moeten we er doorheen. Allereerst omdat er niks verandert als we niks doen. En dan halen we het vrouwenquotum voor grote bedrijven over vijf jaar nog steeds niet. Want ook bij ons gebeurt het nog dat een manager kiest voor een man, terwijl die niet aantoonbaar beter is dan de vrouw die ook solliciteerde. Gewoon uit vertrouwdheid.
De tweede reden dat we er doorheen moeten, is dat een aanpak voor inclusiviteit anders de olifant in de kamer wordt. Het is er wel, iedereen vindt er iets van, maar niemand durft dat te benoemen. En dat past niet bij onze bedrijfscultuur die draait om waarden als vertrouwen.
Hoe dan wel? Dat is de vraag die me bezighoudt. Ik zie drie dingen die echt werken. Het begint met focus op het hogere doel: wij wíllen een inclusieve organisatie zijn. In eerdere blogs las je waarom. Achter dat doel staat iedereen bij AFAS. Vervolgens hebben we baat bij lucht en nuance. Gaat er iets niet helemaal goed? Lijkt iets vreemd, inconsequent of onverstandig? Spring er niet meteen bovenop met de tweehonderdtachtigste mening in de rij, maar geef het wat tijd en denkruimte. Zodat je (daar ben ik bij de derde werkende factor) een open gesprek kunt voeren, waarin je niet overtuigt, maar inzichten deelt. En waarin je bereid bent van elkaar te leren.
Zulke gesprekken voer ik graag en steeds meer. Ook door deze blogs. Zo wilde een collega die een aantal jaren geleden is gevlucht uit een oorlogsgebied, graag zijn perspectief met mij delen. Hij vertelde dat hij heel weinig last heeft van discriminatie of vooroordelen. En dat dat misschien wel te maken heeft met zijn opvoeding, hoe zeker hij van zichzelf is. Hij citeerde daarbij een regel uit een boek: ‘We don’t see the world as it is, but as we are.’ Het was prachtig om het hier met hem over te hebben. Zulke gesprekken helpen om het moeras van ongemak door te komen. Net zoals concrete acties zoals trainingen en het aanpassen van ons sollicitatieproces. We komen er. Stap voor stap.
Wil je meer weten over waar we aan werken en hoe? Kijk dan op www.afas.nl/diversiteit. Stuur me ook vooral een berichtje als je jouw ervaringen wilt delen.